vrijdag 16 januari 2015

Geboortebericht

"Ik zie in de krant het geboortebericht 
en z'n mama dat ben jij"
Willeke Alberti, 1993


15 Mei 1965 was een half bewolkte maar toch zonnige en, met zo'n graad of 22, warme dag. 's-avonds zaten ze televisie te kijken, er was voor de avond nog maar 1 TV-zender, pas in juli '65 zou het tweede net ook 's avonds gaan uitzenden. Ze keken dus naar de musical "Jij En Ikke" die om 20.55 uur begon met Piet Römer, Adèle Bloemendaal, Jenny Arean en Magda Janssens. Of ze die helemaal hebben kunnen uitzien is nog maar de vraag, want ze voelde zich wat onrustig en een buurvrouw die er toevallig even was zei: "Ik denk dat je gaat beginnen". "Welnee", antwoordde ze terug, "ik ben pas over vier weken uitgerekend."

Uiteindelijk werd buurman Gerard verwittigd, zij hadden zelf geen auto, om voor de zekerheid toch maar naar de kraamkliniek op de La Reyweg te gaan, goed voorbereid als ze waren stond het koffertje natuurlijk wel al klaar. Het was inderdaad niet voor niets geweest, op zondag 16 mei om 01.00 uur 's-nachts werd ik, een maand te vroeg geboren. Zoals ze later over de bevalling sprak, moet het de makkelijkste bevalling ooit zijn geweest, maar er was ook direct stress, want waar was haar kind?

Ik was meteen meegenomen, want ik woog maar 4 pond, zag grijs en werd in de couveuse gelegd. "Het gaat niet zo goed met uw baby", werd er aan de kersverse ouders meegedeeld, "Wij kunnen hier ook niet de juiste behandeling geven die nodig is, maar in het Westeinde ziekenhuis is die mogelijkheid er wel, stemt u er in toe dat uw baby daar heen gaat?" Dat is natuurlijk niet echt een keuze, dus ja mijn vader ging met mij in de ambulance naar het Westeinde. Ik werd in een rieten mandje gelegd met de nodige apparatuur, en de ambulance broeder zei: "We laten moeder nog even haar kind zien voordat we gaan". Mijn moeder, verward door alles, duwde in een helder moment haar vinger in mijn handje en in een reflex kneep ik, een goed teken, de hersentjes waren goed.

Mijn moeder bleef alleen achter in de kraamkliniek, het was in die tijd niet zoals nu dat net bevallen vrouwen met de navelstreng nog achter zich aan slepend alweer naar huis gaan. Ze was in tranen, dit was haar straf, was haar redenatie, omdat ze in eerste instantie niet blij was met mijn komst. Mijn vader moest toezien hoe over het kleine mensje van 4 pond vier grote doktoren zich inspanden om het kind in leven te houden. Na verloop van tijd zei één van de artsen:"Die gaat het wel redden, meneer, hij heeft een enorme wil om te leven, het is een vechter!"

Daar lag mijn moeder dan, zonder kind, vrouwen bleven toendertijd 10 dagen in de kliniek en dus ging ze maar helpen met de andere baby's. De kinderen lagen niet bij de moeders, maar werden op gezette tijden op een wagen de kraamkamer in gereden en mijn moeder hielp dan met het aanreiken van de baby's aan de moeders. Op hun beurt hadden de andere vrouwen mijn moeders bed versiert op haar verjaardag 20 mei. De verpleging vond het zo sneu voor mijn moeder, en als ze iemand had met een auto mocht ze naar het Westeinde om mij te bezoeken. De broer van mijn vader, oom Kees, werd daartoe bereid gevonden. En ook al had ze me maar heel even gezien, in de couveuse met tientallen baby's haalde ze me er direct uit.

Mijn moeder is na die 10 dagen in de kraamkliniek ook nog zonder baby naar huis gegaan, want ik mocht pas uit de couveuse als ik boven de 5 pond woog en dat was na vijf weken. Ik was geen mooie baby, dat zag mijn moeder ook wel (mijn vader sprak haar dan altijd tegen, de schat). Maar het meest treffend in deze was wel mijn moeders zuster, tante Jopie, die zich over de wieg boog en de onsterfelijke woorden sprak: "Oh, dat trekt nog wel bij, hoor".

Geboortebericht
'Dat trekt nog wel bij'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten